Jaren geleden was ik adviseur bij een ROC. Binnen het ROC waren de vroegere MBO scholen nog altijd goed zichtbaar en bestonden de Domeinen als “Zorg”, “Economie”, “HTR” en “(auto)Techniek”. Op een gegeven moment was er een leerling wiens toekomst in zijn ogen als vast stond. Zijn ouders waren kort geleden een camping in Zuid-Frankrijk begonnen en hij zou op termijn op die camping gaan werken en later overnemen. Zijn opleiding bij HTR bood (bijna) alles wat hij nodig had. Er was eigenlijk maar 1 simpel ding. Hij had (verplicht) Duits waar hij in Frankrijk niet veel mee kon en hij had geen tractortechniek terwijl de camping de beschikking had over twee tractoren waarbij het wenselijk was als ze zelf het meeste simpele onderhoud konden uitvoeren. Zijn simpele vraag was dan ook: “kan ik Duits (HTR) inruilen voor tractortechniek (Techniek). Het bleek een op dat moment onmogelijke vraag.
Inmiddels zijn we meer dan 15 jaar verder en zijn er in het HBO pilots gestart met het aanbieden van flexibel onderwijs en ook de eerste VO-scholen zoeken naar mogelijkheden om te flexibiliseren. De pilot bij de HBO’s is een initiatief van het Ministerie en wordt daaruit ook (deels) gefinancierd. Inmiddels hebben meerdere HBO instellingen voor verschillende opleiding een manier van onderwijs gekozen die min of meer flexibel is. De flexibiliteit zit in de volgorde van semesters die je wilt volgen, in de vakken die je kunt volgen en de methode waarmee je kennis tot je kunt nemen. Dat is in ieder geval de bedoeling. Beginnen met je afstudeeropdracht kan uiteraard niet en veel vakken boorduren ook door op vakken uit eerdere semesters/jaren waarmee je die toch echt eerder moet volgen of dat je aantoonbaar (!) die kennis elders hebt verworven. Hiermee is de opleiding slecht tot op zekere hoogte flexibel. Helemaal flexibel lijkt onmogelijk en zeker omdat het diploma na je studie dezelfde waarde moet vertegenwoordigen als iedere andere (niet flexibele) opleiding.
Bij het Voortgezet Onderwijs speelt dat probleem misschien nog wel meer. Iedere middelbare schoolopleiding van VMBO-kader tot Gymnasium wordt afgesloten met een diploma. Dat diploma geeft je een toegangsbewijs tot de arbeidsmarkt of tot een vervolgopleiding. Aan welke eisen dat diploma moet voldoen is centraal vastgelegd. En een ieder die de leerling toegang wil geven tot de arbeidsmarkt (als werkgever) of als vervolgopleider weet precies wat dat diploma voor waarde heeft. Zo geeft een HAVO-diploma met dusdanige cijfers dat er het predicaat “geslaagd” op staat toegang tot het HBO of toegang tot VWO-5 bijv.
Op de arbeidsmarkt is het hebben van een startkwalificatie verplicht, de kwalificatieplicht. Een startkwalificatie is een diploma HAVO, VWO of MBO (minimaal niveau 2). Deze plicht komt NA de leerplicht (tot aan het jaar waarin je 16 wordt) en betekent verplichte scholing voor 16-18 jarigen als deze nog geen diploma hebben zoals eerder vermeld. Leerlingen van 18 tot 23 jaar krijgen hulp van Regionale Meld- en Coördinatiepunten (RMC-regio’s) om toch een startkwalificatie te halen.
Kortom, dat diploma is belangrijk. Dat betekent voor nu dat je als school of als leerling uiteindelijk niet flexibel kunt zijn in wat je in de schoolperiode leert want na 3, 4, 5 of 6 jaar staat dat examen op de kalender waarin je kennis getoetst wordt en er is precies beschreven welke kennis dat op het gegeven niveau moet zijn. Door de structuur van profielen is zelfs al voor een groot deel vastgelegd om welke vakken dat gaat en daar wringt de schoen ook geregeld.
Een jaar of 7 geleden koos een leerling met volle overtuiging op het VWO voor het N&G profiel, door de keuzes in de vrije ruimte viel de leerling ook meteen in het N&T profiel. In beide profielen zat Wiskunde B, een verplichte keuze. De leerling had gezien de gewenste vervolgopleiding, waar biologie verplicht was en waardoor de keuze op N&G was gevallen, sterke voorkeur voor Wiskunde A. Bij de vervolgopleiding waar onderzoek centraal stond was statistiek belangrijk. De keuze voor A, met statistiek, was onmogelijk. Niet heel verwonderlijk dat de Universiteit in het eerste jaar het vak statistiek er in een rap tempo door heen ramde want bijna iedere student had door de verplichting van Biologie geen statistiek gekregen. Voor iemand van mijn leeftijd een bijzondere constatering, ik kon Wiskunde I en II gewoon naast elkaar doen. Hoe kan je dan een VO school flexibel maken als wettelijk opgelegde profielen en eisen vanuit de vervolgopleiding eigen en logische keuzes onmogelijk maken?
Ondertussen gaan er stemmen op om vakken in het VO te kunnen afronden op het niveau wat het beste bij jou als leerling past. Dat klinkt heel flexibel en mooi maar tegelijkertijd wordt gezegd dat je diploma de waarde krijgt van het “laagste” niveau waarop je één van de vakken afsluit. Nu ben ik persoonlijk een groot tegenstander van de begrippen lager en hoger niveau in het onderwijs maar zo kijkt de wereld (of beter de overheid) in ieder geval nu. Dat betekent dat een leerling op de HAVO die het verplichte vak Engels lastig vind en dat wil afsluiten op VMBO-4 niveau, de HAVO verlaat met formeel een VMBO-diploma met 7 of 8 vakken op HAVO niveau. Is het raar om te zeggen dat dat wringt als het om flexibel aanbieden van onderwijs (of passend onderwijs) gaat? Deze leerling kan 7 vakken met een 8 afronden, wellicht 1 of 2 op VWO niveau maar mag daarna formeel niet toegelaten worden op een HBO opleiding. Dan blijft er van flexibel onderwijs weinig over. Flexibel in het WAT is binnen de gegeven wetgeving niet mogelijk. De flexibiliteit zit dan vooral in hoe, wanneer, waar en door wie het onderwijs wordt aangeboden maar het einde van de rit moet iedere leerling door dezelfde hoepel kunnen springen.
Als je wanneer niet per leerjaar maar over de hele schoolperiode bekijkt komt daar weer een andere problematiek bij kijken. Eenmaal begonnen op een school die de stof per leerjaar heeft losgelaten ben je als leerling niet meer in staat over te stappen naar een school waar ze per leerjaar nog dezelfde beschreven stof per leerjaar aanbieden of zelfs strak de methode volgen waarmee de lesinhoud al helemaal van te voren vaststaat. De scholen missen iedere aansluiting op elkaar. Wil je dat voorkomen beperkt de flexibiliteit over het wanneer tot de stop per jaar of een nog kortere periode.
Ook hoe de stof wordt aangeboden kan een vorm van flexibiliteit hebben en in de nabije toekomst zal dat steeds breder worden voor zover dat al niet het geval is. Dat kan klassikaal met klassikale instructie, digitaal via de DLO, met boeken, zonder boeken en oefeningen die op verschillende manieren worden aangeboden. En er is natuurlijk de haast onuitputtelijke bron van instructiefilms van docenten die op internet te vinden zijn en op een handige manier aan de leerling kunnen worden aangeboden. De leerling kan per vak zijn eigen optimale mix kiezen en daar hoort dan, haast vanzelfsprekend, ook de keuze bij waar hij of zij dat doet en welke instructie daarvoor gekozen wordt. Die van de eigen docent of (als extra) de instructie van een andere docent of andere vormen van digitale instructie. Klassikaal is uiteraard op het ingeroosterde moment maar iedere andere instructie kan op een andere tijd op een andere locatie.
Wat in dit alles belangrijk wordt is de verantwoordelijk voor het leerproces wat voor een deel bij de leerling zelf zal komen te liggen. Mentoren zullen een meer coachende houding aan moeten gaan nemen om de leerling te begeleiden en steunen bij die eigen verantwoordelijkheid. Dat betekent niet langer zeggen wat er gedaan moet worden maar vragenderwijs de leerling zijn eigen keuzes laten maken en zijn eigen pad laten bewandelen. Ik ben er van overtuigd dat leerlingen dit in meer of mindere mate aankunnen. Ik weet dat leerkrachten, mits goed getraind, deze vorm van begeleiding aankunnen. Zowel de leerling, de coach, de vakleerkrachten en de school zullen wel voortdurend de hoepel aan het einde scherp voor ogen moeten houden.
Mijn twijfel zit bij de overheid. Ik heb grote twijfels of de overheid deze veranderingen in het onderwijs van PO tot WO wel aankan. Ik twijfel of ze daar oprecht begrijpen wat flexibel onderwijs en onderwijs op afstand echt betekend. De ontwikkelingen bij de overheid en hoe nu ook gereageerd wordt op het afstandsonderwijs doen het ergste vrezen. Op een visie op- of kennis van onderwijs heb ik het kabinet nog niet kunnen betrappen.
Photo by note thanun on Unsplash