Tot voor enige Jaren kenden wij in Nederland de basisbeurs. Deze werd ingevoerd in 1986 en in het collegejaar 1986-1987 ontvingen studenten voor het eerste zelf geld om hun studie te financieren. Tot die tijd ging er een bijdrage naar de ouders die de studiefinanciering ontvingen en daarmee deels de studie van de kinderen konden bekostigen. De basisbeurs maakte studenten meer onafhankelijk. Het bedrag van de basisbeurs stond los van het inkomen van de ouders en werd bepaald door je woonsituatie: uit- of thuiswonend. Hiermee werden alle studenten, in principe, gelijk. Uiteraard konden ouders met een hoger inkomen meer bijspringen dan ouders met minder inkomen of die konden dat zelfs helemaal niet. Maar kinderen van minder bedeelde ouders konden wel, iets makkelijker, gaan studeren en rond komen.
In 1991 wordt daar de OV-kaart aan gekoppeld. De beurs ging 60 gulden naar beneden in ruil voor een OV-kaart. Het was overigens Pim Fortuyn die dat project in goede banen moest leiden. Als in 1993 door Lubbers III wordt bedacht dat de beurs de overheid wel erg veel geld kost wordt de prestatiebeurs geïntroduceerd. De verantwoordelijke minister is “is hij wel van boven wijs” Jo Ritzen. Vanaf dat moment kan een student maximaal 5 jaar gebruik maken van deze basisbeurs en zal bij een langere studieduur moeten gaan lenen.
In het kabinet Rutte II (VVD + PvdA) komen deze twee partijen in de coalitiebesprekingen overeen dat de basisbeurs zal worden vervangen door een leenstelsel. Hierbij moet iedere student uiteindelijk het hele bedrag wat ontvangen wordt tijdens de studie om deze te financieren terugbetalen na de studie. Dit leenstelsel wordt ingevoerd voor alle studenten die na 1 september 2015 gaan studeren. Het kabinet beloofd wel, in ruil voor het afschaffen van de basisbeurs de bezuiniging die het het kabinet daar mee krijgt, dit te gebruiken voor een eenmalige kwaliteitsimpuls voor het onderwijs van 200 miljoen euro. Na enkele jaren krijgen uiteindelijk studenten die als eerste afstuderen nadat het leenstelsel is ingevoerd van de overheid een voucher voor korting op een vervolgstudie omdat er met de kwaliteitsimpuls NIETS is gedaan. De kwaliteit van het onderwijs blijkt in al die jaren niet verbeterd.
Overigens speelt het inkomen van de ouders speelt nu wel een rol: als ouders op basis van hun inkomen niet kunnen bijdragen is er een aanvullende beurs. Dit wordt een gift als de student net als bij de eerdere prestatiebeurs binnen een afgesproken termijn zijn opleiding succesvol afrond. Dat geldt overigens ook bij alle studenten voor het OV-reisproduct. Deze laatste werd al wel eerder versobert nadat het volledig vrij reizen voor studenten werd opgeknipt in een week OV en een weekend OV.
Ondertussen ontdekken meer en meer partijen dat het leenstelsel een verkeerde keuze is geweest en dat het beoogde effect nooit is bereikt. Studenten van rijke ouders lenen veel en zetten het geleende geld tegen een hogere rente dan die ze moeten betalen op een spaarrekening en financieren de ouders ondertussen de studie. Deze studenten verdienen hiermee aan hun geleende geld. Zelfs financieel adviseurs spelen hier op in zoals blijkt uit dit artikel uit 2018. Studenten van minder bevoorrechte ouders lenen meer en zijn meer gaan werken naast hun studie om de studie te kunnen betalen. Van de drie partijen die destijds instemden met het leenstelsel, VVD, PvdA en GroenLinks, zijn de laatste twee nu voorstander van het afschaffen van het leenstelsel.
En juist dit jaar gebeurd er dan iets opmerkelijks. De studenten die dit jaar afstuderen zijn voor het merendeel studenten die als een van de eerste moesten gaan lenen voor hun studie. Zij profiteerden echter NIET van de beloofde kwaliteitsimpuls en hebben nu ook in hun laatste afsluitende periode last van de Covid-pandemie die over de wereld raast. De gevolgen voor het onderwijs zijn bekend. Het kabinet overweegt nu studenten die in deze crisis studeren de helpende hand te reiken. Studenten mogen langer gebruik maken van de aanvullende beurs en hun reisproduct en mogen langer over hun studie doen. Voor het komende studiejaar wordt collegegeld gehalveerd. Studenten die afstuderen krijgen een compensatie van enkele honderden euro’s maar daar stopt het dan ook mee.
Ondertussen blijft er een groep studenten die hun volledige studie hebben moeten lenen. Studenten met ouders die net boven de bovengrens van de basisbeurs zaten en dus geen basisbeurs kregen. Sommige ouders hebben 2 of 3 studerende kinderen en kunnen met moeite iets bijdragen en daardoor lenen de kinderen dus zo veel als mogelijk is. Deze studenten komen straks op de arbeidsmarkt als nieuwe jonge werkenden en beginnen met een schuld die kan oplopen tot 60.000 euro en wellicht meer. In Den Haag vallen nu woorden als “het leenstelsel faalt” of “dit experiment is mislukt”. Als dat zo is Den Haag kijk dan om naar deze groep studenten die tussen de wal en schip vallen. Zij werden gebruikt als experiment, betalen de lasten van een onderwijsverbetering die nooit kwam. Deze studenten staan straks 5-0 achter als ze op de arbeidsmarkt komen.
Nu wordt er de laatste maanden TERECHT kwistig gestrooid met geld voor mensen en bedrijven die door Covid in de ellende komen. Maar we zien ook dat bedrijven als KLM met miljarden LETTERLIJK in de lucht worden gehouden. Ondertussen is ook duidelijk dat steenrijke multinationals hier een belastingparadijs aantreffen om hun rekening nog vetter te maken. En alles bij elkaar wringt dat. Het moet mogelijk zijn om deze studenten die tussen de wal en het schip vallen riant te compenseren nadat ze slachtoffer werden van een mislukt Haags experiment waarbij ze niet kregen wat beloofd werd, integendeel. Of laat Den Haag ook nu weer de student die tussen de wal en schip is gevallen verzuipen nog voor iemand ze heeft leren zwemmen?
Een ding is zeker: het leenstelsel is genadeloos op de klippen gelopen.
Photo by Massimiliano Morosinotto on Unsplash